Even gegoogeld:
Hij leefde drieënvijftig jaar en misschien meer onder de naam Timothy in Engeland, eerst bij een mevrouw, vele jaren bij Gilbert White (1720-1793), in het dorp Selborne in Hampshire. Hij kwam uit Cilicië, waar hij leefde op oude grond en de resten van een oude cultuur. Per schip kwam hij naar Engeland en zo onder de mensen. Hij was een landschildpad. White was dominee van de kleine parochie waarin hij ook was geboren; hij was een groot natuurwaarnemer, die al vroeg begon het natuurlijk leven van de dag vast te leggen, wat resulteerde in zijn befaamde boek The Natural History and Antiquities of Selborne, zijn zeer omvangrijke Journals , bijgehouden vanaf 1754 tot zijn sterfjaar en pas tussen 1986 en 1988 volledig uitgegeven. De dagboeken vermelden bij elke dag de weersomstandigheden en dat zeer precies, met meestal vermelding van waarnemingen – op 19 april 1782 ziet hij de eerste zwaluwen, veel van deze soort aantekeningen, ‘gierzwaluwen rond de kerktoren’ bijvoorbeeld – en stand van de gewassen.
De Journals zijn een meesterwerk van kennis en vooral vlijt (voor de echte dagboeklezer zeer verslavend). Ook zijn schildpad observeert hij. Op maandag 6 november 1780 schrijft hij: ‘De schildpad begint in de grond te graven voor zijn winterretraite; hij heeft veel mos in de kuil, waaronder hij zich verbergt.’ Drie dagen later lezen we: ‘De schildpad beweegt niet.’ In 1901 werden zijn brieven uitgegeven. Er zijn maar twee individuen die alles van hem grondig hebben gelezen: de Amerikaanse journalist Verlyn Klinkenborg en Timothy. De eerste liet de schildpad een boek schrijven: Timothy; or Notes of an Abject Reptile. Het is in het Nederlands vertaald onder de titel Timothy’s boek, ‘Aantekeningen van een Engelse landschildpad.’ Het is een ontroerend meesterwerk.
De schildpad is een waarnemer als zijn eigenaar en nog meer onbevangen dan deze. Vanaf het kleine stukje natuur waar hij zijn lange leven, leidt, ziet hij alles en beschrijft hij alles in de zachte poëzie die ook het werk van White kenmerkt. Hij doet meer dan White deed; hij neemt ook de mensen waar en dat feilloos in al hun beperktheden, zelfs in het natuurkundig onderzoek, want zij kunnen alle natuurverschijnselen, met name het gedrag van dieren, alleen maar naar menselijke ervaringen zien en beschrijven. Hij bezit meer dan White het vermogen tot reflectie, ook over zichzelf. Hij is een waarnemer en wijsgeer tegelijk en dat beide met een heel verfijnd vermogen tot verwoorden. Zijn aantekeningen maken hem, schildpad, steeds meer als een uniek schepsel zichtbaar, een onbegrepen, maar zelf bijna alles begrijpende eenling, die met zijn eigenaar de schoonheid van alle natuur ziet, maar dat toch weer niet zonder een aandoenlijke hooghartigheid: het nederigste dier, abject reptiel, weet zich boven alle verheven. De curiositeit die hij wordt geacht, met zijn bijna te verwaarlozen aanwezigheid, is de scherpste geest van alle, de gevoeligste ook, misschien het ontroerendst in het oproepen van zijn herinneringen aan zijn verre land van herkomst in Turkije. Hij heeft de ziel van een adellijke allochtoon. En naar hij zelf onvergetelijk zegt, is hij ‘de rechtmatige bezitter van eenzaamheid’. Aan het einde van zijn boek sterft dominee White. De schilpad is waarschijnlijk ouder dan hij. Hij graaft zich in en verdwijnt zo uit ons zicht. Misschien is hij nooit meer verrezen. Op de voorlaatste pagina schrijft hij : ‘Ik ben langzaam aan het verdwijnen. Dit Engeland spoelt me weg.’ En de laatste alinea luidt: ‘Ik graaf en ik graaf. Duw de modder op mijn rug. Ik ga zo diep als ik kan de warme aarde in. Behoedzaam bedekt met puin van de herfst. Verankerd. Ingemetseld. Geheel door land omgeven. Tot bedaren gekomen en standgehouden in de neerslachtigheid van Selborne.’ Timotthy is een groot schrijver, uit Cilicië gekomen, maar in zijn boek de unieke kwaliteiten van sommige Engelse dagboeken meester geworden.
Timothy beschrijft uiteraard ook White. Dat doet hij zeer subtiel. In de natuur is hij wat hij in zijn kerkje is; hij zorgt en verzorgt, verwelkomt nieuw leven, is begeleider en getuige van sterven en dood. De cyclus van het parochieleven is als de natuurcyclus. Die twee haast gelijken samen geven het boek een superieur gesloten karakter. Dat wordt mede veroorzaakt door de beslotenheid – idyllische beslotenheid – van Selborne in de achttiende eeuw, waar zich dit – een van de vele onvergelijkelijke passages uit het boek – laat waarnemen: ‘Boer Spencer oogst zijn tarwe. Vogels verzamelen zich als herfstgedachten boven het dorp. Slaan alarm. Zwermen boven de Mariakerk. Brengen zich op orde en strijken hun veren glad in voorbereiding op de lange tocht die gaat komen. Verheffen hun vleugels om zon op te vangen. Een geknetter van stemmen. Ze brengen de heer Gilbert White in een uiterst opgewonden stemming.’
In het hart van de stilte van Selborne houdt zich het alziend oog, Timothy, op. Daar heeft ook de meest dramatische gebeurtenis uit het boek plaats: er wordt een andere, grotere, schildpad naast Timothy gezet. Die legt een ei en sterft kort daarna. Dat ei, het leidt tot de intieme bekentenis: Timothy is geen mannetje, maar een vrouwtje. Dat is nooit waargenomen!
Alles wat in de Journals over de schildpad staat, heeft Klinkenborg gebruikt. Uit de brieven (die ik niet ken) zal hij ook materiaal hebben gehaald. Wat hij zich vooral eigen heeft gemaakt, is de geest van White, die hij een hogere bloeivorm geeft in de geest van Timothy. We verlaten Selborne niet zonder treurigheid om de door Timothy veroorzaakte veranderde visie op de mensen. Maar ook met grote gevoelens: liefde, in goede en kwade tijden, voor de schildpad.
Schildpadden blijven tot de verbeelding spreken Bron:
http://extra.volkskrant.nl/select/boeken/artikel.php?id=718