ik heb me even bezig gehouden een kort document samen te stellen op basis van vier caresheets.
Malacochersus Tornieri (spleetschildpad)
1. Natuurlijke leefomgeving
De spleetschildpadden komen voor in schaarsbegroeide rotsachtige gebieden in Afrika en meerbepaald in Kenia en Tanzania. In Tanzania heerst er geen tropisch regenklimaat. De regentijd begint in november en eindigt in april/mei. De gemiddelde jaarlijkse hoeveelheid neerslag ligt rond 900 mm. De kuststreken van Tanzania worden gekenmerkt door geringe maandelijke temperatuursverschillen, terwijl in het hogergelegen binnenland grotere schommelingen voorkomen. De nachten kunnen er soms behoorlijk koud zijn. De gemiddelde jaartemperatuur schommelt rond de 25 graden. De koudste maand ligt rond de tien à twaalf graden.
2. Algemene gedragskenmerken.
Malacochersus Tornieri zijn van nature uit een schuwe schildpaddensoort. Dit wordt veroorzaakt door de bijzondere structuur van hun schild. De plastron bestaat immers niet uitsluitend uit hoornplaten. Delen ervan bestaan uit een zachter materiaal en er zitten ‘gaten’ in hun skeletstructuur. De enige bescherming voor deze dieren is dan ook om ongezien te blijven voor roofdieren. Bij jonge dieren is de vluchtreflex vaak sterker dan bij volwassen exemplaren. Het is daarom van belang de dieren veel rust en warmte te geven. In het wild vinden de dieren de nodige beschutting in de zogenaamde ‘kopjes’, kleine rotsachtige heuveltjes in het landschap (foto1).
Deze vluchtreflex maakt dat het niet altijd gemakkelijk is om geneesmiddelen toe te dienen. Bijvoorbeeld ontwormingsmiddelen moeten door het eten gemengd worden om succesvol te zijn. Dit komt omdat Tornieri zich terugtrekt in zijn schild wanneer hij onder dwang een geneesmiddel wordt toegediend. Bestrijdingsmiddelen voor flagelaten kunnen in het drinkwater worden opgelost en worden zo probleemloos door de schildpadden opgenomen.
3. Voeding
Het is het van groot belang dat de dieren warm genoeg worden gehouden. Hierdoor ontwikkelen ze hun eetlust, die soms erg groot kan zijn. Jonge dieren, die in goede omstandigheden worden gehouden, groeien erg snel omdat ze zoveel kunnen eten. Eigenaars moeten er wel op toezien dat de groei regelmatig geschiedt, zodat het schild zijn vorm behoudt. Rantsoeneren is dan ook vaak aangewezen om vervetting tegen te gaan.
Voedsel voor Malacochersus Tornieri bevat in de eerste plaats vezelrijke grassen en groene bladeren. Een vezelrijk dieet, met weinig proteïnen en veel calcium is het beste. Het dieet kan bestaan uit onder andere: andijvie, sla, klaver, hibiscus, komkommer, witloof, smalle en brede weegbree, paardebloem, veldzuring, muur, dovenetel, grassen, … Dit dieet is slechts aanwijzend. Niet alle dieren eten alle voeding uit de lijst, noch is de lijst volledig en kunnen andere producten in het dieet worden opgenomen. Fruit zoals appel, peer, tomaat of druiven kan geen kwaad, maar hoeft niet vaker dan eens per maand worden aangeboden. De aangeboden voeding wordt verrijkt met vitaminen en mineralen (Gistocal, Carmix, SACP of Duivemineralen). In het drinkwater wordt bovendien vitamine AD3 toegevoegd (1.000.000 I.E., 1 druppel op 1/2 1 water).
Het eten mag nooit rechtstreeks op een zanderige ondergrond aangeboden worden. Zand bouwt zich op in de ingewanden van de schildpad en kan op die manier voor verstoppingen en zelfs de dood leiden. Het beste is om een deel van het terrarium zandvrij te houden en daarin het voedsel aan te bieden.
4. Huisvesting
De dieren worden gehouden in een binnenterrarium. Maten zijn minimum 150 * 50 * 50. Het terrarium dient overdag verwarmd te worden tot ongeveer 25 graden in het koele deel. Onder de warmtelamp, een full spectrum lamp in een hoek van het terrarium, mag de temperatuur oplopen tot 35 graden. S nachts daalt de temperatuur nooit onder de 15 graden. De soort vereist geen hoge luchtvochtigheid, het terrarium wordt vrij droog gehouden Een ruime waterbak stellen de dieren wel op prijs. Ze drinken regelmatig en baden af en toe ook graag, waarbij ze vaak ontlasting uitscheiden. De waterbak moet derhalve regelmatig ververst worden. Het water mag zeker niet hoger komen dan de neusgaten. Jonge dieren mogen eens of twee maal per week gebaad worden, volwassen dieren twee keer per maand. Eén keer of twee keer per week goed sproeien is aangewezen.
Voor de bodembedekking zijn er vele mogelijkheden. Een mengeling van potgrond en fijn rijnzand doet het zeker niet slecht. Het terrarium wordt ingericht met enkele ‘rotspartijen’, bestaande uit leisteen en enkele dakpannen om de dieren de gelegenheid tot klimmen en schuilen te geven. Het is mogelijk om soort ‘grot’ te maken met behulp van verschillende stukken steen en daarboven een keramische lamp van 100 watt te hangen. Zo worden de bovenkant van het schild en de longen opgewarmd in plaats van het buikschild.
5. Ziekten
De natuurlijke leefomgeving van Malacochersus Tornieri is vrij droog. Dit moet ook in het terrarium gerespecteerd worden. Wanneer de dieren in contact komen met vochtige grond, kan leiden tot otatis media, wat zich uit in een zwelling of knobbeltje bij het oor. Dit moet door de dierenarts behandeld worden. Andere voorkomende problemen zijn virale stomatitis en hexamita. Hou je ogen en neus open wanneer je de dieren verzorgt. Kijk terwijl ze eten of de kleur in de bek mooi roze is. Slecht ruikende urine of uitwerpselen dienen door een dierenarts onderzocht te worden. Na de aanschaf van een dier kan het geen kwaad eerst een ontworming te laten uitvoeren.
6. Kweken
Paringen komen in gevangenschap voor gedurende het hele jaar. Het succes hiervan kan worden beïnvloed door een jaarlijkse lichtcyclus in te voeren waardoor de lengte van de dagen varieert. Het paringsgedrag is niet opvallend. De vrouwtjes negeren de mannetjes tenzij deze de vrouwen actief achtervolgen. De mannetjes vertonen geen fanatiek achtervolgingsgedrag. Sommige auteurs stellen vast dat een grotere groep dieren het aantal paringen zou stimuleren, alsook de vruchtbaarheid zou verhogen. Dit is echter niet bewezen.
Vrouwtjes leggen één, soms twee eieren per keer. Dit kan oplopen tot vijf keer per jaar. De eieren zijn redelijk groot, ongeveer zes centimeter lang en drie centimeter breed. De vrouwtjes worden ongewoon actief voor de eileg. Vlak voor de eileg proberen de vrouwtjes vaak om naar het hoogste punt in het terrarium te klimmen. Dit kan zijn omdat ze in de natuur zoeken naar hogere plekken om hun eieren te leggen. Het ei wordt begraven onder tien cm losse aarde.
Een groot probleem is de lage vruchtbaarheid bij deze soort. Een aantal factoren kunnen hierbij een rol spelen: fouten op gebied van voeding, ontbrekende factoren in de inrichting van de huisvesting, of problemen die te maken hebben met de verschillende herkomst van de dieren. De eieren kunnen in de incubator liggen voor een periode van 100 tot meer dan 240 dagen, maar de gemiddelde periode bedraagt 140-190 dagen.
Jonge dieren krijgen hetzelfde voedsel als volwassen dieren. Ze zijn wel gebaat bij een grotere hoeveelheid calcium en vitaminen. Het is belangrijk de dieren niet te overvoeden, omdat dit de normale groei ongunstig kan beïnvloeden.
Bibliografie
http://www.trionyx.nl/layout/frames.htm?biblio/pardalis.htmhttp://www.chelonia.org/Articles/Mtorniericare.htmhttp://www.tortoise.org/archives/malaco.htmlhttp://www.unc.edu/~dtkirkpa/stuff/pancake2.htmlConnor, M. J. (1992). The Pancake Tortoise. The Tortuga Gazette 28(11): 1-3.