Vandaag gaan we eens kijken wat nu
de Kekke Koppies waren van 21 november 2014.
Het was beslist niet eenvoudig, hoewel voor doorgewinterde kenners
was het redelijk eenvoudig, toch?
.
Het zijn allemaal landschildpadden, zo ver waren jullie waarschijnlijk ook gekomen.
Hier zijn ze:
Nummer 1Geochelone platynota, de Burmese sterschildpad is een landschildpad met een maximale lengte van 26 centimeter.
Het rugschild is bruin van kleur en heeft een voor sterschildpadden kenmerkende tekening van lichtgele, maximaal 6 straalsgewijze lijnen tussen de hoornplaten, die een lichter midden hebben.
De kleur van de kop en ledematen is lichtbruin tot geel, de kop heeft normale proporties en een uitstekende snuitpunt ontbreekt. De voorpoten zijn aan de voorzijde bedekt met grote, puntige tot ronde schubben, de staart eindigt in een verdikte schub.
Van de verder sterk gelijkende en meer algemeen voorkomende Indische sterschildpad (Geochelone elegans) is de soort te onderscheiden door de buikschilden te vergelijken.
Geochelone platynota is endemisch in Myanmar, het voormalige Birma, en komt voor in het midden van het land.
De habitat bestaat uit droge bossen, aan het eind van februari worden de nesten gegraven. De legsels zijn klein in aantal maar de eieren zijn relatief groot.
Omdat het politiek instabiele Myanmar het CITES- verdrag niet heeft ondertekend en geen beschermende maatregelen heeft getroffen voor beschermde diersoorten, gaat de schildpad in aantal en verspreidingsgebied achteruit.
De schildpad wordt door de lokale bevolking gegeten en naar China geëxporteerd waar het dier eveneens als voedsel wordt gezien.
Ook wordt deze soort aangeboden in de handel in exotische dieren. Door al deze bedreigingen is Geochelone platynota één van de 25 meest bedreigde soorten schildpadden ter wereld.
Nummer 2Chelonoidis hoodensis is een schildpad uit de familie landschildpadden (Testudinidae).
De soort werd voor het eerst wetenschappelijk beschreven door John Van Denburgh in 1907. Oorspronkelijk werd de wetenschappelijke naam Testudo hoodensis gebruikt.
Chelonoidis hoodensis was lange tijd een ondersoort van de galapagosreuzenschildpad (Chelonoidis nigra), maar wordt tegenwoordig als een aparte soort beschouwd. Vroeger werd de soort ook wel tot het geslacht Geochelone gerekend. Hierdoor wordt in de literatuur vaak een verouderde wetenschappelijke naam vermeld.
Chelonoidis hoodensis komt voor in Zuid-Amerika en leeft endemisch op de Galapagoseilanden. De schildpad komt alleen voor op het eiland Española. De habitat bestaat uit droge delen met rotsen en een struikachtige begroeiing.
De schildpad bereikt een maximale schildlengte tot ongeveer 81 centimeter. De kleur van het schild is zwart.
De kop en poten zijn grijs tot zwart van kleur. Hoewel dit exemplaar wat okerkleur op de kop heeft...
Nummer 3De
vierteenlandschildpad(Testudo horsfieldii) wordt ook wel Russische vierteenlandschildpad genoemd.
De gemiddelde schildlengte is ongeveer 15 tot 20 centimeter lang, maximaal 22 centimeter. De schildpad heeft een bol schild met een donkerbruine tot zwarte kleur. De schildplaten zijn regelmatig en zeshoekig, de randen ertussen zijn geelbruin en maken dat de schildplaten goed te onderscheiden zijn. Ook het plastron is zeer donkerbruin tot zwart met een gele lijnentekening die de randen van de buikplaten volgen.
De schildpad draagt slechts vier nagels aan iedere poot, in tegenstelling tot alle andere landschildpadden.
De vierteenlandschildpad leeft in warme streken in droge omgevingen in zuidoostelijk Azië. De schildpad komt voor in de landen Afghanistan, Azerbeidzjan, China, Iran, Kazachstan, Kirgizië, Oezbekistan, Pakistan, Rusland, Tadzjikistan en Turkmenistan.
Het voedsel bestaat uit plantendelen als fruit, maar ook sappige groene planten, grassen en andere plantendelen worden gegeten.
De dieren zijn slechts enkele maanden actief, in de winter houdt deze soort een winterslaap in een hol onder de grond.
De schildpad overleeft een temperatuur van bijna vijf graden onder nul, waarschijnlijk doordat er in het lichaamsvocht een stof zit die werkt als antivries, zodat geen bevriezing optreedt.
Nummer 4De
snavelborstlandschildpad (Chersina angulata) is de enige soort uit het monotypische geslacht Chersina. De soort behoorde lange tijd tot het geslacht Testudo, waardoor de verouderde wetenschappelijke naam in de literatuur wordt gebruikt.
De schildlengte is maximaal 30 centimeter.
De snavelborstschildpad dankt zijn naam aan een verlengsel van het buikschild in de vorm van een punt onder de kop dat alleen het mannetje heeft. Hierdoor lijkt de schildpad een enorme opengesperde bek te hebben, maar dit uitsteeksel is bedoeld om concurrenten mee weg te duwen in de strijd om een vrouwtje. De dieren hebben meestal zwarte of donkerbruine schildplaten met in iedere plaat op de rug een rode of gele vlek en een schildrand met een motief dat doet denken aan de 'haaientanden' als wegmarkering, hoewel variaties voorkomen. De schildrand is meestal geel van kleur.
De ogen hebben een oranje of rode kleur.Het voedsel bestaat uit plantendelen zoals bladeren en fruit. Ook is beschreven dat slakken worden gegeten.
Deze landschildpad komt voor in droge streken en leeft in het zuidwesten en zuiden van Afrika, in droge steppen en half-woestijnen.
Als laatste
Nummer 5De
spleetschildpad(Malacochersus tornieri) een andere benaming is ook wel pannenkoekschildpad, is de enige soort uit het geslacht Malacochersus. De soort werd voor het eerst wetenschappelijk beschreven door Siebenrock in 1903. Oorspronkelijk werd de naam Testudo tornieri gebruikt.
Deze soort bereikt een maximale schildlengte tot bijna 18 centimeter.
De naam is te danken aan het platte rugschild, waardoor de schildpad een wat 'geplet' uiterlijk heeft; tussen het buik- en rugschild ontstaat een 'spleet' waar de kop en poten van het dier uitsteekt.
Het platte schild heeft een overwegend bruine kleur, en iedere grote hoornplaat op de rug heeft een meestal prachtige gele, ster-achtige tekening, die echter wel variaties kent.
De stevige klauwen worden gebruikt om holletjes te graven onder stenen om zich te verbergen tijdens de nacht.
Het voedsel bestaat uit grassen, zowel groene als verdorde planten worden gegeten en ook vetplanten staan op het menu.
Het legsel bestaat meestal uit één enkel ei.
De spleetschildpad komt voor in delen van Afrika en leeft in de landen Kenia en Tanzania. Het is een zeer goed klimmer die op rotsige hellingen leeft. De habitat bestaat uit droge steppe-achtige gebieden met een heuvellandschap met grassen als vegetatie en een rotsige bodem om zich te kunnen verstoppen. In al te droge tijden houdt de schildpad een zomerrust onder stenen om weer tevoorschijn te komen bij vochtiger omstandigheden.
Als de schildpad verstoord wordt, kruipt het dier in een rotsspleet en zet zich vast waardoor een predator er niet meer bij kan. Vroeger werd gedacht dat het dier zich, net zoals ook veel schildpadden en sommige hagedissen doen, vol kon blazen met lucht, maar het blijkt dat ze het schild iets kunnen draaien, wat ongeveer hetzelfde effect geeft. Het schild is daarnaast vrij zacht zodat het goed tegen het oppervlak kan worden gedrukt en veel weerstand geeft.
De soort is beschermd en staat op de CITES lijst.
Dat waren de
Kekke Vijf Koppies !