Jullie hebben de uitslag van de Kekke Koppies uit mei nog te goed.De kleuren zijn wat overdreven deze keer, dat maakte het er niet eenvoudiger op de dieren te benoemen.
Dat was dan ook de bedoeling.
Maar zeg nu zelf, ze krijgen er wel een extra kek koppie door!
Foto 1Deze knapperd heeft een kenmerkende tekening op de kop: duidelijk de Malayemys subtrijuga.
De kop van voren bezien heeft een zeer markante lijnentekening die doet denken aan een voodoo-masker!
De
Maleisische moerasschildpad of rijstveldschildpad (Malayemys subtrijuga) schildpad uit de familie Geoemydidae.
In andere talen wordt de soort ook wel slakkenetende schildpad genoemd vanwege de voorkeur voor slakken.
De Maleise moerasschildpad bereikt een schildlengte van maximaal 21 centimeter, maar de meeste exemplaren blijven daar ruim onder.
De schildtekeningen en vormen zijn complex, de basiskleur van het schild is bruin, de hoornplaten zijn aan de schildrand geel, maar iedere hoornplaat heeft aan de achterzijde onderaan een zwarte vlek. Alle hoornplaten aan de bovenzijde van het schild hebben een donker tot zwartgekleurde zwarte lichte opstaande bult.
De drie rijen hoornplaten vormen ook drie rijen bulterige vlekken, deze staan in verbinding met een lichte kiel. Bij juvenielen is deze kiel hoger en de bulten op het schild lijken meer op stekels.
De huid van kop en poten is zeer donkergrijs tot zwart, aan de zijkanten van de kop zit zowel bovenaan als onderaan een gele streep die bij de neuspunt bijeenkomen een driehoek vormen aan de zijkant.
De Maleisische moerasschildpad komt voor in Maleisië, Thailand, Cambodja, Laos, zuidelijk Vietnam en waarschijnlijk ook in Indonesië op Java en Sumatra.
De habitat bestaat uit langzaam stromende wateren als moerassen en andere kleinere wateren, de mens wordt niet geschuwd en ook in rijstvelden komt de soort voor.
De Maleisische moerasschildpad eet voornamelijk slakken maar maakt ook andere prooien buit als wormen, kreeftachtigen en mosselen en soms planten worden wel gegeten.
De schildpad is een trage soort, die niet vaak op het land komt en niet veel zont.
In het droge seizoen wordt een nest gemaakt, wat waarschijnlijk niet meer dan 10, maar meestal tussen 3 en 6 eitjes bevat.
Hoe lang de incubatietijd van de eitjes duurt, is niet precies bekend.
Het is een van de weinige schildpadsoorten die nog niet is bedreigd.
Omdat de schildpad erg schuw is is de soort in gevangenschap echter zeer moeilijk in leven te houden.
Foto 2Chelodina reimanni is een schildpad uit de familie slangenhalsschildpadden (Chelidae).C. reimanni leeft in het grensgebied tussen Irian Jaya in Indonesië en Papua Nieuw Guinea, in het Meranke-rivier stroomgebied, bijna uitsluitend in de moerassen en de ondiepere tijdelijke en permanente waters van o.a. het Wasur Nationaal Park.
Het water waar ze in leven heeft gans het jaar door een temperatuur van ca. 30°C.
Tijdens het droge seizoen ( augustus tot november) drogen veel van deze waterpartijen volledig of gedeeltelijk uit.
De schildpadden blijven rustig in de modder wachten tot de volgende regens, of trekken erop uit om een betere omgeving te zoeken.
Deze carnivore dieren eten vooral waterinsecten, mosselen en krab- en kreeftachtigen.
De schildpad bereikt een schildlengte tot 21 centimeter, mogelijk kan het schild nog veel groter worden tot 35 cm.
Er is geen kiel op het schild aanwezig zoals bij veel gelijkende soorten.
Het schild is groen tot bruin van kleur, de kleur van de huid is grijsbruin en lichter aan de onderzijde. Het buikschild is geel van kleur en heeft een geribbeld oppervlak.
De kop is relatief breed, grijs tot donkerbruin van kleur. De exemplaren uit het westen van Indonesië hebben een iets breder hoofd nog dan de dieren uit de meer oostelijke gebieden zoals Nieuw Guinea.
De vrouwtjes produceren twee tot drie legsels per jaar; ze leggen de zes tot zestien eieren in een diep gegraven putje in het substraat. In gevangenschap komen de jongen uit na 65 tot 80 dagen.
De illegale vangst ten behoeve van de internationale dierenhandel bedreigd deze soort; door zijn redelijk beperkte leefgebied zijn ze daarom redelijk kwetsbaar.Foto 3Hij heeft een intense blik en een mooi roze varkensneusje, zijn schild ziet er van bovenaf uit als een rare zachte klodder, terwijl zijn buik versierd is met een fraaie doorsnee tekening van een tweebladige plant met wortelgestel...
De
Indische klepweekschildpad (Lissemys punctata) is een schildpad uit de familie weekschildpadden (Trionychidae).
Het schild kan een lengte van 37 centimeter bereiken waarmee het een wat grotere soort is. De vrouwtjes worden groter dan de mannetjes, mannetjes zijn daarnaast te herkennen aan hun langere en dikkere staart.
De schildkleur is olijfgroen tot grijs met vaak vage lichtere vlekken die echter toch goed afsteken vanwege een donkere omzoming. Dit geldt vooral voor de juvenielen, bij oudere dieren vervagen de vlekken soms. De buikzijde is veel lichter tot wit.
De kop is groen tot bruin en heeft gele lengtestrepen tot in de nek.
De Indische klepweekschildpad dankt zijn naam aan het buikschild, dat flappen heeft aan de achterzijde. Hierin worden zowel de achterpoten als de staart volledig teruggetrokken.
De voorpoten en kop kunnen in holtes aan de voorzijde worden getrokken.
Deze soort heeft daarnaast nog een ander afwijkend kenmerk ten opzichte van de meeste weekschildpadden.
Het schild is verstevigd met verharde platen, wat bij de meeste andere schildpadden normaal is maar de weekschildpadden hebben juist vaak een zacht 'schild'.
De Indische klepweekschildpad komt voor in delen van Azië; Bangladesh, India (geïntroduceerd op de Nicobaren), Myanmar, Nepal, Pakistan en Sri Lanka. De soort is daarnaast geïntroduceerd in Vietnam (Annam), soms wordt ook Thailand tot het verspreidingsgebied gerekend.
De habitat bestaat uit rustige tot stilstaande wateren, liefst met een zand- of modderbodem. Uiteenlopende wateren worden gebruikt en ook kunstmatige wateren zijn geschikt, zo kan de schildpad in irrigatiekanalen worden aangetroffen.
De mannetjes en vrouwtjes kennen een balts voorafgaand aan de paring, die op de bodem plaatsvindt. Hierbij strijkt het mannetje zijn kop langs haar buikschild en maken de dieren knikkende bewegingen met de kop, zoals ook voorkomt bij hagedissen als leguanen en agamen. Aan het eind van de paring nemen de dieren een positie aan waarbij ze met de cloaca verbonden zijn maar met de kop van elkaar af staan, het vrouwtje kan het mannetje zelfs op 'sleeptouw' nemen.
Het vrouwtje produceert in totaal zo'n 34 tot 40 eitjes die in meerdere legsels worden afgezet. De ontwikkeling in het ei gaat langzaam en duurt minstens 9 tot maximaal 15 maanden.
De Indische klepweekschildpad jaagt voornamelijk op levende prooien als weekdieren, vissen, insecten en de larven en amfibieën, ook plantaardig materiaal wordt wel gegeten. Zowel de bladeren, stengels, bloemen als zaden staan op het menu. Ook het eten van rottend materiaal is wel beschreven.
De Indische klepweekschildpad werd voor het eerst wetenschappelijk beschreven door Bernard Germain Étienne de la Ville, Comte de Lacépède in 1788. Oorspronkelijk werd de naam Testudo punctata gebruikt.
Er worden drie ondersoorten erkend;
Lissemys punctata punctata
Lissemys punctata andersoni
Lissemys punctata vittata
Foto 4Myuchelys novaeguineae is een schildpad uit de familie slangenhalsschildpadden (Chelidae).
Pas op voor de Nieuw-Guinese Bijtschildpad, he zijn best agressieve bijtertjes!!
De soort behoorde lange tijd tot het geslacht Elseya, waardoor de verouderde wetenschappelijke naam in de literatuur wordt gebruikt.De schildpad bereikt een maximale schildlengte tot 30 centimeter. De kleur van het schild is bruin. De kop en poten zijn grijs van kleur.
Myuchelys novaeguineae is endemisch in Nieuw-Guinea.
Leefgebied: Iriyan Jaya, Indonesië, Papoea: verspreid over het ganse eiland in de rivieren en omringende moerassen en lagunes,
met een voorkeur voor de kustwaters.
Het zijn dan ook goede zwemmers, met goed ontwikkelde zwemvliezen tussen de tenen.
Als Semi-Aquatische schildpadden zoeken ze zowel op land als in het water naar voedsel.
De omnivore, dagactieve dieren die jagen op slakken en wormen, insecten en hun larven, visjes en amfibieën, maar eten soms ook plantendelen en fruit.
Volwassen dieren hebben een egaal bruin tot zwart rugschild.
Het lange smalle buikschild en de brug zijn geel tot crème-kleurig.
De eerder kleine kop, de poten en de ledematen zijn grijzig.
Estivatie(zomerrust) houden zij tijdens het droge seizoen in de modder of vochtige bodems van opgedroogde waterpartijen.
Dit was een kleurige aflevering met kleurrijke
Kekke Koppies
Tot de volgende Kekke Koppies!