Schildpaddenforum.net

LANDSCHILDPADDEN ALGEMEEN => Landschildpadden : ziekte en gezondheid => Topic gestart door: schildpaddennetcrew op 2 Augustus 2008, 22:30:54



Titel: ANATOMIE LANDSCHILDPADDEN (Testudinidae)
Bericht door: schildpaddennetcrew op 2 Augustus 2008, 22:30:54
CARAPAX

(http://i181.photobucket.com/albums/x87/kurtlippens/DSCN7090-2.jpg)

(http://i181.photobucket.com/albums/x87/kurtlippens/DSCN7090-1.jpg)

(http://i181.photobucket.com/albums/x87/kurtlippens/DSCN7090-3.jpg)

(http://i181.photobucket.com/albums/x87/kurtlippens/DSCN7090-4.jpg)

(http://i181.photobucket.com/albums/x87/kurtlippens/DSCN7559.jpg)


Titel: Re: ANATOMIE VAN DE SCHILDPAD
Bericht door: schildpaddennetcrew op 2 Augustus 2008, 22:32:48
PLASTRON

(http://i181.photobucket.com/albums/x87/kurtlippens/DSCN7094-3.jpg)

(http://i181.photobucket.com/albums/x87/kurtlippens/DSCN7094-2.jpg)

(http://i181.photobucket.com/albums/x87/kurtlippens/DSCN7094-1.jpg)

(http://i181.photobucket.com/albums/x87/kurtlippens/DSCN7094-4.jpg)

(http://i181.photobucket.com/albums/x87/kurtlippens/DSCN7094-5.jpg)

(http://i181.photobucket.com/albums/x87/kurtlippens/DSCN7094-6.jpg)

(http://i181.photobucket.com/albums/x87/kurtlippens/DSCN7553.jpg)

Dit topic word vervolgd, reactie of opmerkingen kan je hier kwijt:
http://schildpaddenforum.net/smf/index.php?topic=4364.0





Titel: Re: ANATOMIE VAN DE SCHILDPAD
Bericht door: kurtlippens op 8 Augustus 2008, 15:51:32
GEHOOR
Leuke informatie over het "gehoor" van de schildpad:

In  een achteraf hoekje van  een warenhuis, naast de goudvissen en de parkieten, stond een bak met schildpadden.  Een paar dozijn schildpadjes  lagen de meeste tijd als een piramide op elkaar gestapeld in een krampachtige poging om er uit te komen. Twee dollars en centen kon een van deze diertjes bevrijden,  compleet met
een plastic-bakje-met-eiland-en-palmboom.  Het geheel werd aangevuld met een stencil,   waarin het oor van het schildpadje werd beschreven als een achter het oog gelegen opening, bedekt door huid.  Er werd tevens vermeld dat schildpadden doof waren.   Maar  deze  informatie weerhield een vijfjarige er echter niet van om tegen  zijn schildpadje te praten of hem een naam te geven. Om eerlijk te zijn, heb ik geen moment stilgestaan bij de doofheid van schild schildpadden   - of de ongerijmdheid dat een tweehonderd  miljoen jaar oude  diersoort met een zinloos oor rond loopt - totdat ik zestien jaar  later  in de zestiger jaren  een thema zocht voor mijn doctoraal studie. Er werd in die dagen in wetenschappelijke kringen algemeen aangenomen dat  schildpadden doof waren,  voornamelijk omdat ze geen reacties vertoonden op geluiden.  Schreeuwen of klokgelui  of hoorngeschal maakten geen indruk op schildpadden,  ze gaven geen krimp, althans niet als gevolg van geluid. Toch  is  het moeilijk om te verklaren waarom iedereen  er hardnekkig van overtuigd was dat
schildpadden  doof zijn,  want er was  bewijs, hoewel  vaag   en  onsamenhangend,   van  het tegendeel.  In  1915 was er bijvoorbeeld  een bioloog  geweest, genaamd Olive Andrew, die in het Bulletin of the Wisconsin Natural  History  Society   beschreef,  hoe schildpadden  het verschil  konden horen tussen een fluit en een klokbel.   Ze had de dieren geconditioneerd  om hun  voedsel  te verlaten als er op  de  fluit geblazen werd  en er naar toe te gaan als  de klok geluid werd. Maar een Japanse psycholoog, Ryo Kuroda, slaagde er over drie pogingen niet in om Andrew's resultaten te herhalen. Uiteindelijk  merkte Kuroda op,  dat de schildpadden op  de bel reageerden als deze op dezelfde tafel geluid werd, maar niet op een bel op een of andere erbij staande tafel. Hij concludeerde  daaruit,  dat deze en de schildpadden van Andrew's studie,  helemaal niet konden horen. Het was   eerder hun huid die via de tafel de trillingen van de bel opving. Latere experimenten kwamen  tot   andere veronderstellingen.   
In  1930  was  het  K.L. Poliakov,  een   Russische psycholoog,  die een constructie  aan het  schild   vastmaakte,  dat iedere keer als een toon klonk,  de dieren op hun kop tikte.  Hij raakte ervan overtuigd dat ze konden horen, omdat ze uiteindelijk geleerd hadden hun hoofd in te trekken zodra die toon klonk.  Het  onderzoek nam ongelukkig genoeg zeer  veel tijd in beslag,  omdat Poliakov bij iedere fase moest wachten totdat de schildpadden hun koppen weer uitstaken. Het jaar daarop construeerden twee psychologen van  Princeton University,  E. Glen Wever en Charles W. Bray, een efficiëntere aanpak: zij    brachten elektrodes aan op de gehoorzenuwen en toonden aan dat de zenuw geactiveerd werd, wanneer het dier geconfronteerd werd met een  geluid van lage frequentie.  Het oor registreerde dus geluid en gaf het door aan het centrale zenuwstelsel.  Tenslotte was er in 1966 een andere Princeton psycholoog,  Wayne C. Patterson, die een  schildpad   audiogram (dat laat  zien hoe goed  dieren kunnen horen bij   verschillende frequenties) samenstelde door gebruik te maken van elektrische schokken,  ten einde de dieren te conditioneren om hun koppen in te  trekken bij bepaalde geluiden.  Hij vermeed Poliakov's problemen door veren te monteren in de kaken van de  dieren,  om te voorkomen dat  ze  hun koppen helemaal in hun schild zouden trekken. Het audiogram toonde aan dat schildpadden lage frequenties konden horen, tussen de 100 en 900 trillingen per   seconde  (het  menselijk  oor reikt van 20 tot 2000 trillingen per seconde).
Mijn eigen werk,  dat in 1966 begon,  kort voordat   Patterson's  audiogram was  gepubliceerd,  bevestigde  eveneens dat schildpadden verrassend goed konden horen. De dieren werden geplaatst in een Y-vormige constructie- om te voorkomen dat  ze het geluid zouden  opmerken door het te voelen- en ze bleken goed in staat om het geluid terug te volgen tot aan de bron en de beloning in een van de gangen van het doolhof.  Tegen 1968 was het gehoor   van de schildpad al  meer dan eens door  middel  van proeven aangetoond  en het werd  niet  langer meer  aangevochten. Maar een vervelende vraag bleef:  waarom hielden de schildpadden zich in normale omstandigheden doof?  Een belangrijke eigenschap  van hun  gehoorsysteem moest  de onderzoekers ontgaan  zijn.  En het was  waarschijnlijk een eigenschap  schildpadden  delen met het grootste deel van de oude   reptielen, inclusief dinosauriërs. In het doolhof deden de schildpadden  iets vreemds:  Ze  rekten  voorzichtig hun halzen, onderzochten  nauwkeurig hun  omgeving  en drukten    uiteindelijk  hun koppen  tegen de bodem.  Dat  deden ze herhaaldelijk,  tot  ze tenslotte hun koppen niet meer lieten  zakken en alleen nog maar onderzochten. Kuroda had al iets dergelijks vermoed,  toen hij  in 1920 opgemerkt had dat de schildpadden  reageerden op  een bel,   die op de tafel waarop ze  zich bevonden,    geluid werd.   Maar ik was het  niet eens  met zijn veronderstelling dat de  dieren alleen de trillingen voelden teen hun huid. ik  vermoedde juist dat zij daadwerkelijk   hun oren  gebruikten,  maar op een duidelijk  niet zoogdierachtige wijze. Bij zoogdieren,  dus ook bij mensen, geleid het grote uitwendige oor (duidelijk niet  aanwezig bij  schildpadden)  de  door  de   lucht overgebrachte  trillingen  naar het  trommelvlies,  die ze doorgeeft aan de drie beentjes van het middenoor. Het binnenste beentje trilt dan  tegen het slakkenhuis,  een met vloeistof gevulde  spiraal,  eveneens van been,  in het inwendige oor. De vloeistof beweegt, gevoelige vezels worden aangeraakt en activeren het uiteinde  van de gehoorszenuw, waarop een signaal naar de hersenen gezonden wordt. Op het  eerst  gezicht lijkt  dit   systeem onnodig gecompliceerd.  Waarom hebben zoogdieren eigenlijk een middenoor?  Waarom gaan  de door  de lucht overgebrachte    trillingen niet meteen  naar het slakkenhuis?  Dat kunnen  ze niet,  omdat overdragen van het medium  lucht (een gas) naar het dichtere,   vloeibare medium van het slakkenhuis, 99,9 % van het  geluid afgeketst zou worden van het oppervlakte van de vloeistof.  Het  middenoor voorkomt dit enorme verlies van energie, door op mechanische wijze het  geluid, dat het slakkenhuis, bereikt  met ongeveer een  factor  17 te  versterken.  Het middenoor  doet   dit op  twee manieren. 
1.   omdat het trommelvlies een veel groter  oppervlak heeft dan het beentje,  dat uiteindelijk het slakkenhuis raakt, is de druk op dat beentje  (de druk per eenheid oppervlak)  aanzienlijk  vergroot.
2.   de  middenoorbeentjes werken als hefboom en bieden op die manier een extra mechanisch voordeel,  waarmee het geluid ook versterkt wordt.
Deze oorconstructie is ontwikkeld om het door  de lucht gedragen geluid  te  verwerken. Maar vaste stoffen,  met been daarbij inbegrepen,  geleiden  ook geluid,  zelfs sneller dan lucht of water.   Het is mogelijk om geluid dat door een vaste stof gaat te horen door een oor tegen het oppervlak te houden,  zodat de beenderen  van de schedel  de   trillingen rechtstreeks  door kunnen geven naar het  inwendige oor.   Dit  soort  been-geleid gehoor  is  vrij gevoelig,  zelfs bij mensen,  het stelt ons in staat  om geluiden te horen die te zwak of   te ver weg zijn om ons via de lucht te bereiken. Door bijvoorbeeld een oor tegen een  spoorrail te houden,  kan men een ver verwijderde trein horen. Op dezelfde wijze gaan luistervinken te werk als ze hun oor te luisteren leggen  tegen een muur,   ze profiteren van de beengeleiding evenals  verloskundigen, als ze luisteren naar de hartslag van een ongeboren kind  met  een fetoscoop,  een   soort stethoscoop   tegen de onderbuik  van de  moeder  en   tegelijkertijd tegen het  voorhoofd van de  dokter  gehouden wordt. Gehoortesten die gebruik maken van been  geleiding zijn van groot belang om vast te stellen of het middenoor dan wel het inwendige oor de oorzaak is doofheid.  iemand,   die bijvoorbeeld  niet door de lucht overgedragen geluid kan horen,  maar wel been-geleid geluid kan opvangen,  heeft naar alle waarschijnlijkheid een beschadiging in het midden-oor.
Het  gedrag van de schildpadden in het doolhof kon er op duiden dat, toen de schildpadden hun koppen tegen de vloer hielden,  ze door  beengeleiding probeerden te horen.  In die positie zou  het  geluid  bijna  ongehinderd  door  de schedel  naar het middenoor en naar het   been gaan - dat,  net als bij  mensen,  trillingen veroorzaakt in het slakkenhuis. In  mijn doctoraal thesis vermeide ik mijn veronderstelling dat schildpadden voornamelijk door  been-geleiding kunnen horen, maar in die tijd had ik hiervoor geen  bewijzen.  Dertien jaren  gingen voorbij,  voordat ik   weer  een schildpad tegenkwam in 1981. Ik zocht naar een manier  om aan studenten  in otolaryngoloqie (keel-neus-oorkunde)  te  laten zien hoe het geluid  geleid  wordt door levend been  en  ik dacht  aan de schildpad,  omdat  zijn  schild bestaat uit levend been.   De demonstratie zou heel  simpel zijn en uitgevoerd worden met een vibrator  op het schild en  metingen van de geleiding  van het  geluid op   verschillende punten van het schild.  De "slachtoffers" kwamen uit mijn tuin.  Het doel was om er achter te komen hoe het geluid zich zou voortplanten, niet hoe  de  schildpadden  zouden  reageren. Zodra de vibrator aan werd gezet,  trok proefdier  no.1  zijn kop zo snel  terug,  dat het onmogelijk  was om dat niet op te merken.  Na enkele minuten rust deed hij dat weer.  Maar luchtgedragen geluid van dezelfde  frequentie, zelfs met grotere sterkte, lokten geen reactie uit. Ik  testte nog acht andere dieren van de  Norfolk  Zoo  en zij reageerden eveneens  op het been-geleide  geluid,  maar niet op het   lucht geleide. Zelfs zeeschildpadden, die hun koppen niet onder hun schild kunnen intrekken, gingen er snel vandoor,  zodra een vibrator,  die aan hun schild was bevestigd, onder water aangezet werd.
Metingen van  elektrische activiteit in het gehoorcentrum  van   de   hersenen   van  de schildpad,  wezen eveneens uit,  dat de dieren gevoeliger  zijn  voor  geluid dat door  been gaat, dan voor door lucht  overgedragen geluid. Hun hersenen reageren sterker,  en op zwakkere signalen,  als  de bron een vibrator  aan het schild was dan bij een luidspreker die dicht bij  het oor gehouden werd.  Hun hersenen reageerden zelfs wanneer de dieren verdoofd waren door een verdovingsmiddel,  wat bewees dat de indruk meer dan oppervlakkig was. In de structuur van het trommelvlies vinden we de verklaring waarom de schildpad zo  matig reageert op door de lucht overgedragen geluid. In vergelijking met het strak gespannen, dunne
membraan  van het menselijk oor,  is het trommelvlies  van de schildpad dik en  slap  - een geheel  inefficiënte manier om door de  lucht overgebracht  geluid om te zetten in mechanische trilling. De studies van Cornell Universiteit  lieten daarbij ook nog  zien dat  de
verwijdering ervan weinig effect had  op  de werking  van het middenoor op het  inwendige oor.  Als  een dier luistert door middel  van beenoverdraging,  dan bereikt het  geluid  de structuren  van het middenoor en het inwendige oor eerder dan het  trommelvlies, dat naar buiten gedrukt wordt door de middenoorbeentjes en dan als dempmechanisme werkt. Zo is de werking van het trommelvlies bij schildpadden (en bij mensen  als men door beenoverdraging luistert)
erop gericht om de geluidsdruk te verminderen. Anders  zou het systeem blijven doorwerken  en zouden we,  ook als het geluid opgehouden was, het blijven horen. Achteraf lijkt het heel erg logisch dat een dier  dat leeft in een benig schild,   dat kan gaan trillen door via aarde of water  geleide geluiden,  dat   schild gebruikt als een  soort trommelvlies  en hoort door  beengeluidsoverdracht.  Er treedt weinig kwaliteitsverlies op door het schild, omdat het verbonden is aan de wervelkolom en de beenderen van de schedel  en het   middenoor.  De   schildpadden hoeven dus alleen maar of hun kop of schild op de  grond te laten zakken om de geluidstrillingen op  te vangen  ( hun poten hebben teveel zachte weefsels om goed te geleiden). De  enorme grote en stevige  beenderen  van veel prehistorische reptielen zullen een goede geleiding hebben gevormd van de grond naar het oor  en toen  zal de  beengeleiding  van het geluid  voldoende efficiënt zijn geweest.  Hun gigantische lichamen zullen de  aarde hebben doen dreunen,  zodat de mogelijkheid om verre geluiden waar te nemen hun van pas   zal  zijn gekomen bij het waarnemen van potentiële vijanden  en partners.   Uit fossielenonderzoek blijkt  dat  velen    zeer  grote  oorbeenderen hadden.  Men zou daar zeer dikke,   zware trommelvliezen bij verwachten, maar daar hebben we geen informatie over.   Als de dieren door middel van beengeluidsoverdracht hoorden, dan zou een beetje flexibele huid,  aan de zijkant van de kop,  volstaan hebben om de geluidsdruk te ontlasten.   Later  zullen  de  trommelvliezen gelegen in een buis,  net als uitwendige oren gevormd zijn,  toen de zoogdieren zich ontwikkelden. Als  gevolg van de  selectieve  competitie ontwikkelden   reptielen  zich  tot  kleinere, snellere dieren,  steeds meer gelijkend op  de zoogdiervormen:   grote,   massieve   beenderen moesten plaats maken voor dunnere. De kleinere dieren  maakten  Ook geluiden van   een hogere frequentie  en het bereik van het gehoor  ontwikkelde zich naar steeds beter,  fijner.  Het op beengeleiding gebaseerde gehoor werd steeds minder  efficiënt,  toen ook de posities van de ledematen  veranderden en de poten kiemer  en zachter werden,  en het lichtere lichaam hoger van de grond werd opgericht.  Als gevolg van deze  veranderingen werd het steeds   noodzakelijker  om van een gehoorsysteem voorzien  te zijn  die door de lucht overgedragen  geluiden kan opvangen.  De schildpad heeft deze evolutieweg niet gevold,  hij heeft al sinds tweehonderd  miljoen jaren geluisterd  met  zijn beenderen  en droeg zijn trommelvlies op  zijn rug.


Titel: Re: ANATOMIE VAN DE SCHILDPAD
Bericht door: schildpaddennetcrew op 6 September 2008, 14:54:09
VERLENGDE GULARIA/VOORVORK/KEELSPOREN

Wat zijn gularia ? Gularia zijn de keelschilden, bij sommige soorten is er verlenging van het(de) Gular(e)ia schild(en)
De Nederlandse naam voor verlengde Gular(e)ia is voorvork of het meer gebruikte woord keelsporen.

(http://gi253.photobucket.com/groups/hh55/1KOTNNAPIF/yniphora-1.jpg)

Waarvoor gebruikt een schildpad verlengde Gular(e)ia deze; Veel soorten gebruiken hun keelspo(o)r(en) voor gevechten onderling met name de mannetjes van bepaald soorten proberen met hun Gularia hun rivaal op zijn rug te gooien, dit kan een dodelijke afloop hebben als de schildpad die omgekeerd ligt niet meer overeind komt en in de zon omkomt door oververhitting,
Dit is b.v bekend bij Centrochelys sulcata en Gopherus berlandieri.
Soms wordt het keelspoor gebruikt tijdens het parings ritueel, het mannetje stoot dan herhaaldelijk met zijn Gularia tegen het vrouwtje, in een poging haar uit haar schild te lokken/dwingen zodat hij kan paren.

(http://gi253.photobucket.com/groups/hh55/1KOTNNAPIF/sulcata.jpg)

Geslachtsonderscheidt aan de hand van Gularia;

Bij sommige soorten zijn de Gularia een aanwijzing om het geslacht te bepalen.
B.v bij mannelijke Centrochelys sulcata is de vertakking van de Gularia sterker gevormd.
Deze zijn bij de mannelijke dieren vaak langer dan 14 cm.

(http://gi253.photobucket.com/groups/hh55/1KOTNNAPIF/cangulata.jpg)

Enkel soorten met verlengde Gularia;
Bij de ene soort (is) zijn de Gularia veel groter/ meer ontwikkeld dan bij de andere soort, het lijkt er op dat hoe groter de Gularia is bij een soort , hoe hij dan vaker gebruikt wordt, de soorten met kleine, normaal ontwikkelde Gularia lijken deze nauwelijks ergens voor te gebruiken.

Astrochelys radiata
Astrochelys yniphora
Centrochelys sulcata
Chersina angulata
Gopherus agassizii
Gopherus berlandieri
Gopherus flavomarginatus
Gopherus polyphemus


(http://gi253.photobucket.com/groups/hh55/1KOTNNAPIF/Gopherberlandieri.jpg)