dit is een indianenlegende over hoe schildpadden een lange nek kregen
Vroeger, heel lang geleden, had de schildpad een korte nek. Maar ook al was hij kort, toch strekte de schildpad hem altijd zover mogelijk uit om te zien en te horen wat andere dieren zoal deden. Iedereen zei dat de schildpad heel wijs was. Het is waar dat hij zijn verstand goed gebruikte, zoals die keer toen hij de wedstrijd van de beer won. Maar hij was niet zo wijs, als hij wel dacht. Eigenlijk was hij ijdel.
Op een dag hoorde de schildpad iets in een dennenboom, die in de buurt van zijn meertje stond. Hij kroop erheen om te zien wat er aan de hand was. Boven in de boom zaten een paar vogels. Het leek alsof ze wat aten. "Hé jullie daar," riep de schildpad "wat doen jullie daarboven in de boom?" De vogels stopten met hetgeen ze aan het doen waren en vlogen naar beneden naar de schilpad. "Weet je dat niet?" zeiden de vogels, "We eten de zaden van de dennenappels. Dat is het heerlijkste voedsel van de hele wereld." "Ja, natuurlijk weet ik dat." zei de schildpad en hij kroop terug naar zijn meertje.
Niet lang daarna hoorde de schildpad weer iets in de boom. Hij ging erheen om te kijken. Daar hoog boven in de boom zaten een paar eekhoorns. "Hé, jullie daarboven," riep de schildpad, "wat doen jullie in mijn boom?" De eekhoorns klommen naar beneden tot de plaats waar de schildpad wachtte. "Weet je dat niet?" zeiden de eekhoorns. "Wij eten de zaden van de dennenappels. Klim jij nooit eens in de boom om ervan te eten? Ze zijn het beste voedsel in de hele wereld." "Natuurlijk weet ik dat wel." zei de schildpad, "Ik klim vaak in die boom. Maar op 't ogenblik heb ik geen honger. Gaan jullie je gang maar en eet alles wat je lust. Ik klim er later wel eens in om ervan te eten." De schildpad keerde terug naar zijn meertje, maar hij was niet gelukkig.
Al gauw hoorde de schildpad weer iemand anders in de boom. Hij ging kijken en zag een kleine beer hoog boven in de boom, de zaden van de dennenappels at. "Waarom eet je al mijn voedsel op?" Het berenjong klom naar beneden waar de schildpad wachtte. "Er is daar meer dan genoeg te eten schildpad." zei hij. "Wil je graag dat ik wat voor je naar beneden breng?" "Nee," zei de schildpad, "Ik ben een uitstekende klimmer en kan mijn eigen voedsel wel verzamelen." "Weet je dat zeker?" zei de kleine beer. "Natuurlijk weet ik dat zeker!" zei de schildpad, diep ademhalend. "Ik klim nu direct naar boven om iets van dat zaad te halen." De schildpad kroop naar de voet van de boom en probeerde omhoog te klimmen. Hij klauwde en krabde en klauwde, maar slaagde er niet in omhoog Te komen. Hoe vaak hij het ook probeerde steeds gleed hij weer terug. De kleine beer sloeg hem te gade zonder iets te zeggen. Het leek erop alsof de schildpad zijn trots moest overwinnen. Maar al dat krabben en schrapen maakte dat er iets gebeurde. Er begon een kleverige sap uit de boom te sijpelen. De schildpad zag hoe kleverig dat sap was en kreeg een idee. Nu klim ik naar boven en haal wat zaden van de dennenappels. Hij doopte zijn voeten in het kleverige sap van de dennenboom. Daarna begon hij, net als een vlieg tegen de muur van een hut opkruipt, de boom in te klimmen. Stapje voor stapje, heel langzaam, ging hij naar boven totdat hij helemaal boven in de boom zat.
Aan de voet keek de kleine beer toe en schudde zijn hoofd eens. Daar, boven in de boom, aan het eind van een dunne tak. Zat een grote dennenappel. De schildpad kon er net niet bij. Hij boog zich wat verder naar voren om te proberen hem met zijn mond te bereiken. Op het moment dat hij hem pakte gleden zijn voeten van de tak en begon hij te vallen. Daar ging hij naar beneden, zijn hoofd eerst! Gelukkig kwam hij in wat zachte modder aan de kant van het meertje op de grond. Hij landde met zijn neus naar beneden. Hij kwam zo hard terecht dat zijn hoofd als 't ware begraven werd. Toen hij probeerde zichzelf uit de modder te trekken, bleek dat hij vast zat. Hij trok en trok, maar kon niet loskomen. De kleine beer keek toe en kreeg medelijden. Hij pakte de staart van de schildpad en begon te trekken. De nek werd langer en langer en toen - plop - hij was vrij. Maar zijn nek was wel driemaal zolang als tevoren en dat is tot op de dag van vandaag zo bij alle schildpadden.
De schildpad trekt zijn nek altijd naar binnen in zijn schild. Hij schaamt zich omdat hij indertijd zo'n dwaas is geweest, maar als schildpad iets hoort of nieuwsgierig is steekt hij zijn te gekke lange nek uit zijn schild, Schildpaden eten nog altijd geen zaden van dennenappels.
bron:
www.computeroloog.nl